|
|
De auteurs van dit artikel
verkennen de (on)mogelijkheden van de functie van de kwaliteits-manager.
Zij laten hierbij zien welke rol de kwaliteitsmanager in zijn
organisatie kan innemen zonder zichzelf overbodig te maken.
Van belang hierbij is de kwaliteitsmanager als leider: hoe
kan hij effectief invloed uitoefenen? Aan de hand van een
aantal vragen wordt hij geprikkeld tot het innemen van een
positie waardoor hij op een natuurlijke manier gezag uitstraalt.
In dit artikel gaan de auteurs in op twee stellingen:
|
|
 
Kwaliteitsmanagers die kwaliteit optimaal
willen managen, dragen bij aan het opheffen van die
funtie!
Kan het ultieme doel van kwaliteitsmanagement zijn
zichzelf op den duur overbodig te maken? Weg met de
kwaliteitsmanager? Dat vraagt dan om een werkwijze die
het probleemoplossend vermogen en het kwaliteitsbewustzijn
bij alle medewerkers vergroot. Het risico bestaat dat
een aparte functionaris, zoals een kwaliteitsmanager,
een alibifunctie kan gaan vervullen voor medewerkers,
die kwaliteit vooral gaan zien als iets van de functionaris,
in plaats van iets van henzelf.
  |
|
|
|
 
Kwaliteitsmanagers moeten leren managen zonder
macht
Hoe kunnen kwaliteitsmanagers een zo groot mogelijke
invloed uitoefenen? Invloed hebben ze! Je kunt immers
niet niet beïnvloeden: jouw doen en laten doet
de anderen wat en ... hun doen en laten doet jou wat!
Het maakt nogal wat uit wat je doet en hoe je dat doet.
Hoe kan kwaliteit iets van iedereen worden? En hoe kun
je collega's bij dit belangrijke specialisme betrekken? |
|
|
Kwaliteit als specialisme?
Kwaliteitsmanagement is een verschijnsel van de laatste decennia.
Voor die tijd was kwaliteit even impliciet als evident. Zo evident
dat de expliciete aandacht ervoor vaak ontbrak. Geen wonder dat
men op den duur steeds explicieter ging formuleren wat verstaan
moest worden onder 'kwaliteit die moet en kwaliteit die hoort'.
Kwaliteit wordt de komende decennia belangrijker en belangrijker.
Nederland zal op de wereldmarkt nauwelijks meer kunnen concurreren
op prijs! Het onderscheid zal vooral op kwaliteit gemaakt moeten
worden. Dat besef kan niet alleen het besef zijn va neen aantal
specialisten! Het is nodig dat dit doordringt tot ieder die in ons
land een bijdrage levert aan de productie van diensten of goederen.
Er is nog een slag te slaan! In de ontwikkeling van kwaliteitsmanagement
kan men globaal de volgende fasering waarnemen: van pionieren via
differentiëren naar integreren.
Van pionieren via differentiëren naar
integreren
Fase 1. Pioniersmodel: ongeorganiseerde vrijblijvendheid!
In deze fase zien we in een organisatie een beperkt aantal medewerkers,
dat 'toevallig' speciale belangstelling heeft voor kwaliteitsvraagstukken.
Meer dan anderen vragen zij zich af hoe (nog) betere kwaliteit geboden
kan worden aan de afnemers van hun producten en diensten. Aan de
balie, via de telefoon, in schriftelijk materiaal. Zij zijn de hobbyisten
en idealisten in de organisatie, mensen die het leuk vinden om verbetering
aan te brengen. Een gezond idealisme vormt vaak de drive om aan
kwaliteit te sleutelen. Voor elke organisatie zijn zulke hobbyisten
en idealisten van enorme waarde. Vaak zijn zij een soort luis in
de pels, die de organisatie voortdurend attendeert op kwaliteitsbewaking
en -verbetering. Onmisbaar, maar niet verankerd in de organisatie.
En... als zij vertrekken, wat dan? Of: als ij zich niet gesteund
voelen in hun drive om kwaliteit te verbeteren, als zij zich de
Don Quichots van de kwaliteitsontwikkeling zijn gaan voelen of als
zij elders meer kansen zien hun ideeën en drimen waar te maken?
Dan blijkt dat aandacht voor kwaliteit onvoldoende is georganiseerd,
dat er te veel vrijblijvendheid is om van werkelijk succes en resultaat
te kunnen spreken.
Deze ontwikkelingsperioden noemen we de fase van 'ongeorgaiseerde
vrijblijvendheid'. Aandacht voor kwaliteit wordt weliswaar op prijs
gesteld, maar het gebeurt slechts op basis van een portie goede
wil van een beperkt aantal medewerkers. Van enige organisatie, verankering
en borging is nauwelijks nog sprake.
De meeste organisaties in ons land hebben dit stadium van het pioniersmodel
op het gebied van kwaliteitszorg achter zich gelaten. Kwaliteit
staat vrijwel overal stevig op de agenda. Hoe verder?
Fase 2. Specialistenmodel: geïsoleerde deskundigheid!
Een logische volgende stap is dat sommige van die hobbyisten of
idealisten zich binnen de organisatie ontwikkelen tot kartrekkers
op het gebied van kwaliteitsmanagement. Door voortdurend aandacht
te vragen voor kwaliteitsvraagstukken en door het aandragen van
bruikbare ideeën verwerven ze op den duur logischerwijs de
positie van specialist. Omdat het management uiterst content is
met hun bijdrage en de meerwaarde ziet van al hun inspanningen,
worden zij steeds beter gefaciliteerd om hun specialisme uit te
breiden en te verdiepen. Zij worden de (door de directie) 'aangewezen'
specialisten, (staf)functionarissen. Dat is niet 'toevallig', maar
gebaseerd op hun opgebouwde kennis, hun enorme inzet en een schat
aan ervaring.
Een flinke stap vooruit in vergelijking met de vorige fase! Bovendien:
als het goed is, gaat er in de overgang van fase 1 naar fase 2 niets
verloren aan hobbyisme en idealisme. Ook als specialist kun je daar
niet zonder! Anders gezegd: je moet het wel boeiend, inspirerend
of zinvol vinden. Anders wordt het een dooie boel en ligt de bureaucratisering
van kwaliteitsdenken op de loer.
Er kleeft echter ook een nadeel aan dit model. Kwaliteit wordt steeds
meer iets van de specialisten en is (voor je er erg in hebt) geen
thema meer van iedereen. En: hoe meer het specialisme zich specialiseert
en hoe meer het daartoe gefaciliteerd wordt, des te meer wordt onbedoeld
het alibi gecreëerd voor anderen om niet betrokken te zijn
bij of verantwoordelijk te zijn voor kwaliteit. 'Daar gaan zij toch
over!' hoor je dan. Dat brengt de specialist met al zijn deskundigheid
in een geïsoleerde positie. Zo verwordt het specialistenmodel
tot een model van 'geïsoleerde deskundigheid'.
Veel organisaties bevinden zich in de fase van het specialistenmodel.
Er is zelfs een tijdschrift voor kwaliteitsmanagers (meerdere zelfs,
red.). Kwaliteitsmanagers ontmoeten elkaar op landelijke congressen
om te spreken over hun specialisme. Hoe laten organisaties fase
2 achter zich?
Fase 3: Integratiemodel: professionele betrokkenheid!
Iedere organisatie zal zich gelukkig prijzen met specialisten die
kennis en ervaring opdoen met kwaliteitsvraagstukken. Zij overdenken
het kwaliteitsvraagstuk in hun organisatie en doen creatieve en
innovatieve voorstellen voor verandering en/of verbetering. Maar
het is nog beter als hun kennis ook de kennis wordt van alle andere
collega's. Dat elke collega het denken over kwaliteit integreert
in zijn professionele habitus. Dat noemen we het integratiemodel
of het model van 'professionele betrokkenheid van alle medewerkers'.
In deze fase van 'professionele betrokkenheid' is het de uitdaging
voor de specialisten hun kennis en ervaring in te zetten om de professionaliteit
van alle collega's binnen het bedrijf op een hoger peil te brengen.
Dat lijkt een 'gevaarlijke' bezigheid, omdat het erop lijkt dat
je jezelf uieindelijk overbodig begint te maken. En het delen van
kennis kan al gauw gevoeld worden als verlies. Taal creëert
werkelijkheid! Daarom spreken we in deze fase liever van kennisvermenigvuldiging.
UItwisseling van kennis en ervaring leidt tot een effect dat groter
is dan de som van alle bijdragen. In de bezielde ontmoeting met
collega's kan draagvlak ontstaan voor het denken over en werken
aan kwaliteit.
Bovendien: net als bij de ontwikkeling van fase 1 naar fase 2 hoeft
niets uit een vorige fase verloren te gaan. Dus zoek je aansluiting
bij het hobbyisme of het idealisme van alle collega's in het bedrijf.
Je zoekt voortdurend verbinding met wat zij aantrekkelijk of belangrijk
vinden aan kwaliteit in hun werk en waardoor zij zich (nog) bewuster
worden van de noodzaak kwaliteit te leveren. Natuurlijk wil je als
bedrijf je specialisten niet kwijt, maar... hun rol wordt een andere.
Waren zij in het vorige model degenen 'die het wisten', aan wie
je dus makkelijk kon delegeren (of: afschuiven), nu is kwaliteit
ieders verantwoordelijkheid. Iedereen spreekt iedereen aan op kwaliteit.
De rol van de specialist is nu: de professional ondersteunen bij
de vragen die hij zichzelf stelt over kwaliteit. Kwaliteit is een
verantwoordelijkheid van allen, onderteund door de specialisten
in het bedrijf.
Zonder macht?
Hoe kan een kwaliteitsmanager de professional ondersteunen en
wanneer wordt er naar hem geluisterd? Kwaliteitsmanagers managen
zonder formele macht. Macht betekent dat je anderen onder controle
houdt. Voor de kwaliteitsmanager is dat geen doen. Liever spreken
de auteurs daarom over invloed uitoefenen. Invloed gaat veel verder
dan in staat zijn anderen te manipuleren of onder controle te houden.
Hoe kan de kwaliteitsmanager invloed uitoefenen? Er zijn zeven 'bronnen
van invloed' (Claude Steiner).
 
Zeven mogelijkheden om invloed uit te oefenen
- Balans, om op uw standpunt te blijven staan!
- Passie, om energie te genereren!
- Controle, om een vaste koers te houden!
- Empathie, om al deze bronnen van kracht te voorzien!
- Communicatie, om effectief te interacteren met
anderen!
- Informatie, om zorgvuldig vooruit te kunnen denken!
- Transcendentie, om alles in perspectief te houden!
|
|
1. Balans: Kwaliteitsmanagers met een
goed ontwikkeld vermogen tot balans 'weten waar zij staan'.
Zij worden daardoor niet zo snel uit hun evenwicht gebracht.
Wie onvoldoende in balans is, zal te gemakkelijk 'mee gaan in
de beweging', bang worden en timide zijn. Wie balans heeft overontwikkeld,
zal als koppig, hard en onbereikbaar worden ervaren.
Vraag: Waar sta jij voor in je werk? Wat doe je om daarvoor
te blijven staan zonder als onwrikbaar te worden gezien? |
2. Passie: Niets kan kwaliteitsmanagers zoveel invloed
geven als passie. Het is het vuur dat hen in beweging brengt en
houdt. Het merkbare enthousiasme voor het kwalitatief hoogwaardige
product of de kwalitatief superieure dienst, werkt letterlijk aanstekelijk.
Te weinig passie maakt hen futloos, saai en laf. Te veel doet hen
overkoken van tomeloze en vaak ongerichte energie.
Vraag: Waar ben jij in je werk vooral enthousiast over? Waaraan
merken de mensen op de werkvloer dat? Hoe weet je dat ze dat merken?
3. Controle: Controle (over de eigen emoties) geeft kwaliteitsmanagers
macht over zichzelf in de vorm van zelfdiscipline. Daarmee kunnen
zij hun eigen invloedsbronnen reguleren. Dit is cruciaal als het
om hen heen lastig en complex wordt. Wie te weinig controlerend
vermogen bezit, wordt al gauw slachtoffer van de eigen innerlijke
verwarring en in het kielzog daarvan van de buitenwereld. Te veel
controle leidt ertoe dat een kwaliteitsmanager elke situatie naar
zijn hand wil zetten.
Vraag: Hoe ga jij om met (soms verwarrende) emoties die je werk
oproepen? Hoe frustratietolerant en onzekerheidsbestendig ben je?
4. Empathie: Kwaliteitsmanagers kunnen de invloedsmogelijkheid
van empathie benutten. Empathie heeft het vermogen mensen te binden
en stelt mensen in staat 'het onmogelijke' te realiseren. Wie een
onderontwikkeld vermogen tot inleven heeft, komt over als koel en
afstandelijk. Mensen met een overontwikkeld empathisch vermogen,
verwaarlozen zich zelf en gedragen zich alsof ze anderen moeten
redden.
Vraag: Hoe hanteer jij in je werk de polariteit afstand en nabijheid?
Hoe veel afstand is in je werk nodig om effectief te zijn en...
hoeveel nabijheid?
5. Communicatie: De kwaliteitsmanager heeft communicatie
nodig om kennis over te dragen, problemen met anderen aan te pakken,
vruchtbare relaties op te bouwen en te onderhouden. Door de kwaliteit
van zijn communicatie helpt hij de ander een beter inzicht te ontwikkelen
in de kwaliteit van product of dienst. Wie het ontbreekt aan communicatieve
kracht leert weinig. Wie de rol van communicatie overaccentueert
wordt een dwangmatige prater, een overtuiger en een dominee van
een slecht soort.
Vraag: Wat beschouw jij als je communicatieve kracht? En waar is
verbetering wenselijk? Hoe ben jij in staat een aantrekkelijke leeromgeving
voor je collega's te creëren?
6. Informatie: Vroeger was kennis macht. Nu geldt dat
wie de juiste informatie weet te vinden zijn invloedsmogelijkheid
vergroot. De kwaliteitsmanager die het ontbreekt aan informatie
is onwetend. De overgeïnformeerde kwaliteitsmanager gedraagt
zich te makkelijk als een soort hyperintellectueel, die afstand
schept naar de werkvloer.
Vraag: Hoe ga jij in je werk om met de informatie(-voorsprong) waarover
je beschikt? Werkt dat voor je?
7. Transcendentie: Hier gaat het om het vermogen afstand
te nemen en de dingen op hun beloop te laten zonder in de war te
raken. Wie zich realiseert waar het in zijn leven werkelijk om draait,
blijft rustig te midden van een hectische omgeving. Mensen, waarbij
het vermogen tot transcendentie onderontwikkeld is, zien zichzelf
als het middelpunt van gebeurtenissen. Zij klampen zich vast aan
(persoonlijke) overtuigingen en behoeften. Te veel transcendentie
levert afstandelijkheid op, een sterke relativering van 'aardse
zaken', wegdrijven van wat er hier-en-nu toe doet.
Vraag: Wat doe jij zoal om in je werk ook te kunnen loslaten, of
beter: anders vast te houden? Kun je daar concrete voorbeelden van
noemen?
Uit Sigma, nr 2, april 2006
|
|